Bouwers, eigenaren en bewoners

Gepubliceerd op 27 mei 2021 om 11:56

De panden in de lanen en straten lijken willekeurig en in onlogische volgorde gebouwd te worden, maar dat is in deze tijd de gebruikelijke gang van zaken. Nadat bouwgrondexploitanten zoals Zaaijer en Kurpershoek grond hebben gekocht, stratenplannen hebben ingediend en de kavels bouwrijp hebben gemaakt, verkopen ze die tijdens de aanleg van de straat door aan verschillende bouwondernemers. Terwijl de percelen worden voorzien van aansluitingen voor gas, drinkwater en riolering, wisselen ze al van eigenaar.

De bouwondernemers kopen vaak één of enkele aaneengesloten kavels – in dit geval op het kantoor van Kurpershoek aan de Schiekade – dienen hun bouwtekeningen in en beginnen te bouwen. Ieder voor zich, en niet per se aansluitend aan de huizen die al in aanbouw zijn door anderen. Panden die gereed zijn, verkopen de bouwondernemers meestal door aan particulieren als belegging: vaak om te verhuren, soms om er zelf (gedeeltelijk) in te gaan wonen. Zo groeit de wijk langzaam vol – als een gebit waarin tand voor tand doorbreekt.

 

+/- 1906  Bouwpercelen die door de maatschappij Insulinde te koop aangeboden worden aan bouwondernemers. De gearceerde percelen zijn inmiddels  verkocht. 

 

Een goed voorbeeld van hoe de nieuwe wijk groeit, is de Berkelselaan. Aan de zuidkant van de laan (de even huisnummers) wordt vanaf 1912 als eerste gebouwd aan de nummers 24 tot en met 32. Door de laatste wijzigingen in de bouwplannen rond het Lisplein blijft het stuk tussen de hoek met de Bergselaan en nummer 24 nog enige tijd braak liggen. Ook ter hoogte van de nummers 36, 38 en 40 blijft jarenlang een gat zichtbaar. De rest van de zuidzijde is in het voorjaar en de zomer van 1913 volop in aanbouw. Vanaf april trekken de eerste bewoners in hun nieuwe huizen. Heel even nog kijken ze door de ramen aan de straatkant uit over grazende koeien in de polder.

Aan de noordzijde van de laan, de straatkant met de oneven nummers, is de bouw tussen de Bergsingel en de Rodenrijselaan dan al ver gevorderd, maar in de andere delen komt de bouw pas net op gang. Vanaf augustus 1913 zijn de eerste huizen aan de noordzijde klaar voor bewoning.

Qua ruimte en uitstraling zit de Berkelselaan ergens tussen alles in. De laan heeft niet de weidsheid van de Bergselaan of het statige van de Bergsingel, en ook niet de karakteristieke torentjes van de Rodenrijselaan. Toch is er variatie genoeg: moderne trap- en topgevels worden afgewisseld met panden met een eenvoudig punt- of plat dak. Het baksteen varieert van donkerrood tot geel, soms met drie, soms vier of vijf verdiepingen, souterrain of extra zolder. Sommige huizen hebben een erker of balkonnetje, andere juist een eenvoudige voorgevel. In houtwerk en glas-in-lood duiken geometrische patronen en Art Nouveau-vormen op: bloemmotieven, strakkere lijnen, of patronen die zich slechts enkele keren herhalen. Twee hoekpanden met de Ackersdijkstraat en enkele huizen verderop zijn zelfs voorzien van grote abstracte bloemornamenten in de gevel. Hier drukt de bouwondernemer zijn persoonlijke smaak op het straatbeeld.

 

Een aantal van de eerste bewoners van de Berkelselaan zijn bouwondernemers zelf. Regelmatig houdt een aannemer tijdelijk een woning aan als woonruimte of kantoor, handig zolang de huizen nog niet verhuurd of verkocht zijn. Kort daarna volgen de particuliere geldbeleggers. Zo verhuurt Sipsma, zelf gevestigd op nummer 62, enkele huizen verderop in de straat; bouwkundige Dieleman op nummer 32 verhuurt de nummers 78 en 80; en de firma Grinwis & Co gebruikt achtereenvolgens nummer 9, 20a, 22b en 16a als correspondentieadres. Grinwis heeft een familiebedrijf in timmer- en aannemerswerk en koopt overal in de stad percelen op om die te bebouwen en na oplevering te verkopen. In de zomer van 1914 levert hij met zijn bedrijf de huizen op nummers 16 tot en met 22, samen met een rij aan de Bergselaan. Een pand met vier etages verkoopt hij voor gemiddeld 10.000 gulden aan particuliere beleggers. Ook andere ondernemers uit de buurt verhuren huizen in de Berkelselaan. De huurprijs ligt gemiddeld tussen de 18 en 22 gulden per maand: voor dat bedrag krijgt men een dubbele bovenwoning met vier of vijf kamers en een keuken. Een benedenwoning, vaak met tuintje of opslagruimte, is iets goedkoper. Sommige huizen worden gemeubileerd verhuurd: sober, maar voldoende om direct te betrekken.

De Berkelselaan is typisch een straat voor Kuypers’ kleyne luyden: middenstanders van uiteenlopend slag. Er zijn de oude middenstanders, kleine zelfstandigen die hun vak van vader op zoon doorgeven en vaak met het hele gezin in het bedrijf werken. Daarnaast groeit een nieuwe middenstand: geschoolde burgers die in dienst treden bij grote bedrijven – ambtenaren, kantoorpersoneel, leraren, opzichters, tussenbazen. Beide groepen streven op hun eigen manier naar bestaanszekerheid. De nieuwe middenstand via scholing en een vast salaris, de oude via vakmanschap en klantgerichtheid. Toch wordt voor de kleine zelfstandigen het bestaan steeds moeilijker: industrialisatie en schaalvergroting bedreigen hun positie.

 

Het adresboek van die jaren laat duidelijk de twee middenstandstypes zien. In de Berkelselaan wonen opvallend veel ambtenaren en kantoorbedienden, die overdag hun werk in de binnenstad hebben. Sommigen gebruiken hun huis ook als kantoor of correspondentieadres, zoals het Algemeen Plaatsing-Bureau op nummer 24a van gemeenteambtenaar Krijger. Daarnaast telt de laan een opvallend groot aantal onderwijzers: meester Krijn op 20b, juffrouw Wolf op 22b, een leraar Duits op 1b, een onderwijzeres op 5b, een onderwijzer op 11a en nog een gymnastiekleraar en onderwijzeres op 11b.

Maar de bedrijvigheid in de straat gaat verder dan wonen alleen. Bouwondernemers gebruiken hun souterrains voor opslag of administratie, en andere bewoners, vaak als particulier ingeschreven, runnen kleine winkels of bedrijfjes. Op de hoeken verschijnen kruideniers, kaas- en groentezaken: Kuijpers op 1a, Van de Knaap op 43a, De Regt op 55. Verder is er een grossier in koek en beschuit op nummer 50, een boterhandelaar op 45a, en een flinke werkplaats die al snel drie panden vult: Simon Heijmans Electrische Lederwarenfabriek. Daar zijn machinestiksters, loopjongens en leerlingen druk in de weer met het vervaardigen van leren tassen, petten en beenkappen. Het gebrom van de moderne, elektrisch aangedreven machine vult de laan. In advertenties benadrukt Heijmans trots dat hij één van de vijfduizend elektrische machines in Rotterdam bezit.

Zo groeit de Berkelselaan in korte tijd uit tot een straat die de jonge wijk typeert: een mengeling van bewoners, middenstand en kleine industrie, waarin wonen, werken en ondernemen letterlijk deur aan deur samengaan.

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.