In de raadsverslagen is precies te lezen wat Zaaijer en Kurpershoek tijdens hun wandeling uitgedacht hebben. Twee Rotterdamse ondernemers, zo staat er, hebben een astronomisch bedrag van 100.000 gulden in het vooruitzicht gesteld — op één voorwaarde. Hillegersberg moest proberen Rotterdam te bewegen tot een grenswijziging. Het betreft een wijziging in het gebied dat ingesloten is geraakt door de Ceintuurbaan, de verbindingsspoorweg die tussen het Rotterdamse DP station en het Maasstation is aangelegd voor de aansluiting naar Utrecht. Het ingesloten gebied omvat de Oost Blommersdijkse polder en de Bergpolder. Precies waar Zaaijer en Kurpershoek al geruime tijd stukken grond hebben aangekocht.
Zaaijer en Kurpershoek, gesteund door enkele particuliere grondeigenaren in de Blommersdijkse polder, oefenden al maanden druk uit op het gemeentebestuur van Hillegersberg. Hun voorstel: tegen een riante vergoeding akkoord gaan met een grenswijziging, zodat een deel van Hillegersberg bij Rotterdam zou worden gevoegd. Aanvankelijk hield de gemeenteraad van Hillegersberg de boot af, maar de twee ondernemers verhoogden hun bod net zolang tot het onvermijdelijke gebeurde. Bij een bedrag van 100.000 gulden ging de raad overstag.
Met de mededeling die daarop bij B&W van Rotterdam binnenkwam, stond Hillegersberg officieel open voor de grenswijziging. Toch bleek de Rotterdamse raad nauwelijks enthousiast. De stad zat in het noorden weliswaar tegen de grens aan, maar in het westen en zuiden lag nog voldoende bouwgrond binnen de bestaande gemeentegrenzen. Waarom haast maken?

B&W van Hillegersberg accepteren het bod van 100.000 gulden en stellen een grenswijziging voor - Rotterdamsch Nieuwsblad 13-06-1901
Toch was het dossier daarmee niet gesloten. Zaaijer en Kurpershoek hadden ook binnen de Rotterdamse raad hun medestanders. Die wezen erop dat directeur van Gemeentewerken G.J. de Jongh de Ceintuurbaan al als een natuurlijke grens beschouwde. De raad had bovendien onlangs ingestemd met de annexatie van een deel van Overschie, met hetzelfde argument. Het zou logischer én goedkoper zijn nu ook het ingesloten gebied van Hillegersberg bij de stad te trekken. Zo kon men toekomstige wildgroei van krotten en fabrieken voorkomen, evenals de dure saneringskosten die anders onvermijdelijk zouden volgen.
Vanaf dat moment veranderde het debat in een strategisch spel van meebewegen, dreigementen en doemscenario’s — deels zelfs achter gesloten deuren. De Jongh greep de gelegenheid aan om met de nieuwe woningwet in aantocht zijn greep op de stedelijke ontwikkeling te versterken. Hij werkte aan een groot uitbreidingsplan waarin losse eerdere ontwerpen, plannen voor de haven en nieuwe verkeersaders samenkwamen. Daarin voorzag hij onder meer een kanaal parallel aan de Ceintuurbaan, een ‘gordelweg’ die west, noord en oost zou verbinden, en brede straten voor vervoer over water, spoor en weg. Voor De Jongh was de Ceintuurbaan “de mooie grens”. Voor Zaaijer en Kurpershoek was dat reden genoeg om precies in dat gebied grond op te kopen tegen lage prijzen. Zodra het tot Rotterdam zou behoren, mét riolering, drinkwater en gas, zou de waarde per vierkante meter spectaculair stijgen. Voor hen telde maar één ding: de grenswijziging moest er zo snel mogelijk komen.
Na meerdere raadszittingen viel in juli 1902 de beslissing. Het verzoek tot grenswijziging zou worden ingediend bij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Op 1 januari 1904 zou het ingesloten gebied officieel Rotterdams grondgebied worden. Zaaijer en Kurpershoek kregen hun zin, al moesten ze nog even geduld oefenen, ondanks dat hun uitgewerkte stratenplan al op instemming van De Jongh kon rekenen.
Ondertussen wachtten de mannen niet af. Ze bleven grond opkopen en zetten hun plannen kracht bij door op 11 augustus 1903 bij de notaris de Maatschappij tot Exploitatie van Onroerend Goed Insulinde op te richten. Daarin werden alle aangekochte percelen ondergebracht: ruim 45 hectare, inclusief buitenplaatsen en een boerderij. Alleen het terrein van Eudokia, de strook bestemd voor het spoorviaduct en een perceel voor de bouw van het katholieke Sint-Agathagesticht bleven buiten beschouwing. Het maatschappelijk kapitaal bedroeg 1,6 miljoen gulden, verdeeld in 1.600 aandelen die volledig in handen bleven van de oprichters. De maatschappij zou de grond bouwrijp maken, straten aanleggen in overleg met de gemeente en kavels doorverkopen aan bouwondernemers of zelf in beheer houden voor woningbouw.
De naam Insulinde verwees naar de vroegere buitenplaats op hetzelfde terrein, ooit eigendom van Fop Smit jr. Die had de naam ontleend aan de Oost-Indiëvaarder waarmee zijn vader zijn eerste grote scheepsbouwopdracht had binnengehaald. Multatuli had dezelfde term gebruikt in Max Havelaar voor de Indonesische archipel — een symbool van welvaart en economische groei. Ook voor Zaaijer en Kurpershoek klonk die betekenis door: hun wijk was bedoeld voor Rotterdammers die meeprofiteerden van de vooruitgang. Niet alleen arbeiderswoningen, maar ook ruime huizen voor de middenstand en de nieuwe klasse van moderne stadsburgers: ambtenaren, leraren, kantoorpersoneel en zelfstandigen. De naam Insulinde sloot naadloos aan bij hun ambities.
Reactie plaatsen
Reacties